door Roger Klaassen

Een tijdje geleden kondigden we het verschijnen van het bovenstaande boek van Florian Moine over de geschiedenis van Casterman aan.
Inmiddels heb ik het gelezen, en het was zowel interessant als ietwat teleurstellend.
Laat ik beginnen met de interessante kant van het verhaal. Ik wist wel wat van Casterman en de samenwerking met Hergé, met name dan het overleg tussen Charles Lesne (van Casterman) met Hergé over het omwerken van de vooroorlogse zwart-wit albums naar de huidige kleurenalbums. Dit boek gaat daar niet veel dieper op in: ik las dat Lesne Hergé al in 1936 vraagt om albums in kleur te maken, maar dat Hergé er geen tijd voor had. Pas als in de oorlogsjaren een tekort aan papier onstaat, gaat Hergé overstag.
Lesne dringt bij Hergé aan op kleurenalbums, onder andere omdat hij gelooft in een nieuw procédé om kleuren mooier te kunnen drukken, namelijk de offset-techniek. In de vooroorlogse Kuifje-albums van Casterman worden, op aandringen van Casterman dus, een aantal platen in kleur ingevoegd in de albums, maar… Casterman heeft de techniek dan nog niet onder de knie en die platen worden elders gedrukt.
Sowieso is het opmerkelijk hoe verweven de drukkerij en de uitgeverij van Casterman met elkaar waren (uiteindelijk ook een van de oorzaken van het einde van Casterman als zelfstandig bedrijf). Het drukken van telefoonboeken en de Gouden Gids was extreem belangrijk voor de drukkerij.
Ook interessant is hoe belangrijk de werken van Hergé na de oorlog werden voor Casterman – in sommige jaren kwam de helft van de omzet van de uitgeverij (niet de drukkerij) uit de albums van Hergé. Een andere pijler onder de economie van de uitgever waren de albums over Martine: boeken met mierzoete illustraties die nog altijd populair zijn in de Franse taalgebieden, maar waarvan een van de uitgevers al eind jaren 1960 verzucht: ‘Waarom maken we zulke lelijke boeken?’
Kortom: de uitgeverij was teveel afhankelijk van Hergé – fijn als het goed gaat, minder fijn naarmate Hergé minder nieuwe albums maakt. De inkomsten uit de albums van Hergé maken het wel mogelijk om te blijven investeren in nieuwe initiatieven – onder andere leidt dit tot de uitgave van (A Suivre)/(Wordt vervolgd) in de jaren 1980, wat van Casterman een van de toonaangevende uitgevers maakt van serieuze strips.
En dan komen op de wat teleurstellende kant van het boek – vooral natuurlijk omdat ik zo geïnteresseerd was in Casterman en Hergé. Casterman gaf nog veel meer uit dan Kuifje, en dat krijgt in het boek natuurlijk ook veel aandacht. Dat leidt tot een aantal vrij taaie hoofdstukken, dan is het wel even doorzetten. Duidelijk wordt dan wat er mis ging met de uitgeverij, met de drukkerij en de logistiek – hetgeen uiteindelijk leidt tot het einde van Casterman. Dat dit voor mij wat taai was, is het boek natuurlijk niet aan te rekenen, het behandelt de geschiedenis van Casterman als geheel.
Teleurstellend vond ik met name dat er niet veel nieuws rond Hergé en Casterman boven water is gekomen. Alle aangehaalde correspondentie was al bekend uit eerdere biografieën. In het voorwoord wordt uitgelegd hoe dat kan. Na het verdwijnen van Casterman als zelfstandige uitgever, kwam het grootste deel van het archief uiteindelijk terecht bij de Belgische staat en kon Florian Moine daar vrijelijk zijn onderzoek doen. De rechthebbenden (in dit geval de erven Casterman) hebben echter de documenten die betrekking hebben op Hergé uit dit openbare archief weggehouden. De auteur/onderzoeker betreurt het ook dat de erven Casterman documenten achterhouden die een minder flatteus beeld van de uitgever geven.
Al met al: een interessant boek voor wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van Casterman zelf, van hun bemoeienis en rol in de geschiedenis van de strip en voor wie wil weten hoe het dan uiteindelijk toch is misgegaan en er een einde kwam aan Casterman als zelfstandige uitgever (en de drukkerij helemaal verdween).